Inhoudsopgave
Wat is het jou of jouw?
De juiste spelling is: Ik heb jou jouw auto zien parkeren. Jou is een persoonlijk voornaamwoord, jouw is een bezittelijk voornaamwoord.
Wat is het verschil tussen dat en wat?
Er is doorgaans geen verschil in betekenis, maar wel in combinatiemogelijkheden. Kijk, dat is nou een huis dat ik graag zou kopen. We moeten ons in Nederland richten op datgene wat ons bindt. In de spreektaal wordt naar het-woorden ook met wat verwezen: het boek wat ik gelezen heb, een idee wat mij plotseling inviel.
Wat gebruikt wordt of dat gebruikt wordt?
Bepaald of onbepaald zelfstandig naamwoord Het woord ‘dat’ wordt gebruikt als je verwijst naar een bepaald zelfstandig naamwoord. Voor onbepaalde verwijzingen gebruik je daarentegen ‘wat’. Dit leidt bijvoorbeeld tot de volgende zinnen: Het boek dat hij heeft gekocht, heeft een blauwe kaft.
Wat of die gebruiken?
BETREKKELIJK VOORNAAMWOORD = een woord dat verwijst naar een ander woord in de zin. Als het verwijst naar een concreet woord, gebruik je die of dat. Zie de voorbeelden op deze pagina. Als het verwijst naar iets onbepaalds (bijvoorbeeld ‘iets’ of ‘alles’), gebruik je wat of dat.
Is het met jou of met jouw?
Andere persoonlijke voornaamwoorden zijn ik, mij, zij, hem, u en wij. Wie twijfelt tussen jou en jouw, kan jou(w) in gedachten te vervangen door hem (kan alleen persoonlijk voornaamwoord zijn) of zijn (kan alleen bezittelijk voornaamwoord zijn). Als hem in de zin past, is jou goed.
Is het jou of jouw familie?
In het kort Wanneer je verwijst naar een bezit (bezittelijk voornaamwoord), gebruik je ‘jouw’. Wanneer je verwijst naar een persoon (persoonlijk voornaamwoord), gebruik je ‘jou’.
Wat dat die welke?
Welk en welke worden gewoonlijk met een zelfstandig naamwoord gecombineerd: na welk volgt een het-woord; na welke een de-woord of een meervoudig woord. Op wat volgt geen zelfstandig naamwoord.
Welk lidwoord de of het?
Voor mannelijke en vrouwelijke woorden komt namelijk altijd de, voor onzijdige woorden altijd het. Soms hebben woorden twee geslachten, bijvoorbeeld én mannelijk én vrouwelijk, of én vrouwelijk én onzijdig. Als het woord én onzijdig is én daarnaast mannelijk of vrouwelijk, kun je kiezen of je er de of het voor zet.
Wat of dat Verwijswoord?
Het verwijswoord ‘wat’ gebruik je in deze gevallen: Als het verwijst naar woorden als ‘iets’, ‘niets’, ‘alles’, ‘dat’ en ‘datgene’: Ik vind alles wat in de etalage ligt mooi. Als het verwijst naar een hele zin: Wij moesten uren wachten op de bus, wat we erg vervelend vonden.
Wat wordt of dat wordt?
In al deze zinnen is je de verkorte vorm van de onderwerpsvorm jij. Dat komt doordat je in deze zin een meewerkend voorwerp is. Het onderwerp in deze zin is wat. Achter de stam word (de stam is het hele werkwoord min de uitgang -en) komt nu wel een t: wordt.
Is het dat of die?
Verwijs je naar een de-woord of een meervoud, dan is deze of die juist. Verwijs je naar een het-woord of naar iets onbepaalds, dan is dit of dat juist.
Is het dat of die boek?
Het gebruik van wat is hier geen grote fout, maar wel een kleine slordigheid. Volgens de (schrijf)taalnorm moet je je namelijk houden aan de regel dat je naar het onzijdige zelfstandig naamwoord boek (een het-woord) verwijst met het betrekkelijk voornaamwoord dat.